Verhaal

De Hoogeveense vloot groeit (1800)

Alle turf die lag te drogen op de velden in Hoogeveen moest natuurlijk worden weggevoerd. De Hoogeveense turf werd dan ook met volgeladen pramen afgevoerd richting Zwartsluis. Daar had de Hollandse Compagnie een eigen turfmarkt gesticht en een turfmakelaar aangesteld. De makelaar zorgde er voor dat de Hoogeveense turf vanaf de kleine Hoogeveense praam op grotere pramen terechtkwam, voor de beste prijzen. In 1854 kwam nog maar de helft van de turf uit het veen op de turfmarkt van Zwartsluis. Maar men voer ook al verder, de IJssel op. Vanaf het eind van de 18e eeuw was er zelfs een vloot van zeevarende pramen.

Veel schippers voeren op pramen van derden, van een compagnie of verveners. Een volgende stap was een eigen praam.  Vanaf pakweg 1800 groeide een groep van vrije schippers, wonend op het schip zelf. Vooral na 1852. Het jaarverslag van 1865 heeft het over 140 overdekte- en 292 onoverdekte schepen, totaal dus 432 schepen. Er waren toen ook 94 brandschuiten, de kleinste schepen, die vrijwel nooit buiten Hoogeveen kwamen. In en rond 1895 schat de Kamer van Koophandel het aantal overdekte- en niet overdekte schepen op rond de 500.

In het kielzog van de schippers ontstonden er scheepswerven in Hoogeveen. Aanvankelijk alleen voor reparaties. De eerste pramen werden elders gebouwd. Bekend is dat er nogal wat schepen van de oudste typen uit Nordhorn kwamen. In de 19e eeuw werd er wel volop gebouwd op Hoogeveense werven. Dat was toen houtbouw. De eerste werfeigenaar die experimenteerde met de bouw van ijzeren schepen was smid Jan Kip (1832-1892). Hij begon in 1890 een werf ten zuiden van het Haagje, aan een wijk erachter.
Met de turf verdwenen ook de schippers. De schippers zochten een andere betrekking, of vertrokken naar nieuwe centra. Met hen verdwenen ook de hellingen. De allerlaatste echte scheepswerf in Hoogeveen, de werf van Scholten, werd in 1965 gesloten.

Lees het hele artikel op Canonvannederland.nl

vorige   volgende

Geen reacties

Reactie toevoegen