Verhaal

Het armenwerkhuis opent haar deuren (1810)

Liefdadigheid en armenzorg

Aan het eind van de achttiende eeuw verkeerde een groot gedeelte van Nederland in een economische crisis. Ook Hoogeveen kreeg hier, als een van de weinige plaatsen in Drenthe, mee te maken. De diaconie, die verantwoordelijk was voor de armenzorg, keek al snel tegen grote kosten aan. In 1783 werd er al voor het eerst gepraat over een armenwerkhuis, maar in 1789 ontstond er een echt plan om een armwerkhuis te bouwen. Het lukte echter niet om voldoende geld bij elkaar te krijgen en na de inval van de Fransen in 1798 ging het plan van de baan. Maar niet helemaal.
Toen in 1809 koning Lodewijk Napoleon Drenthe bezocht, bezocht hij ook Hoogeveen. Door een goed woordje van Gouverneur van Drenthe, Petrus Hofstede, en na een ontmoeting met een Comité van Aanbeveling besloot de koning om 20.000 gulden beschikbaar te stellen voor de bouw van een armwerkhuis in Hoogeveen.

Het armwerkhuis was niet het succes dat er van verwacht werd. In de praktijk waren het met name weeskinderen, halfwezen en bejaarden die op werden genomen. Het armwerkhuis was niet de enige vorm van bedeling. Tijdelijk bedeelden (mensen die soms geld kregen, vooral in de wintertijd) kregen vooral geld van de diaconie (geld van de kerk). Ook werd wel in natura bedeeld, zoals nu de voedselbank. 

Vooral in de tweede helft van de negentiende eeuw ontstonden er ook veel liefdadigheidsinitiatieven. Vanuit de christelijke hoek werden er verschillende verenigingen opgericht. Een nog bestaand initiatief is de landelijke organisatie Jongemeisjesvereeniging Dorcas. Ook vanuit niet-christelijke huize werd aan charitas gedaan. Het bekendst werd Liefdadigheid naar Vermogen, een landelijke vereniging met een afdeling in Hoogeveen.

Lees het hele artikel op Canonvannederland.nl

vorige   volgende

Geen reacties

Reactie toevoegen