Verhaal

Interview Jan Stam

thumbnail5QJTEBAR.jpg

Popmuziek werd gezien als een tijdelijke uitspatting

Zijn eerste zelf aangelegde poparchief beslaat de periode van 1976 tot 1979. Jan Stam was een tiener toen hij ermee begon en kon toen nog niet vermoeden dat muziek een grote rol zou blijven spelen in de rest van zijn leven. Jan Stam, nu adviseur popmuziek en festivals bij Kunst & Cultuur: ’Uiteindelijk heb ik mijn eigen baan gecreëerd via alle activiteiten die te maken hadden met de popmuziek.’

Als vijftienjarige was Jan Stam, geboren in Noordscheschut en opgegroeid in Hoogeveen, vaak te vinden in Tinck, van oorsprong een gereformeerde jeugdsoos en een belangrijke ontmoetingsplek voor jongeren in de jaren ’70. ‘Op mijn zestiende werd ik er vrijwilliger. Eerst als barmedewerker, daarna ook als lid van de programmacommissie en organisator van kinderactiviteiten. De programmacommissie regelde de optredens van verschillende bands en dat leidde tot het eerste evenement dat ik organiseerde: een talentenjacht voor Noord-Nederlandse amateurgroepen in De Tamboer. Dat was in augustus 1978.’

Als lid van de programmacommissie was Stam al medeverantwoordelijk geweest voor het boeken van een paar spraakmakende bands. ‘In 1976 trad Normaal op. Voor 500 gulden weet ik nog. Ze waren toen nauwelijks bekend. Ook The Scene, Armand en Toontje Lager hebben in die tijd opgetreden bij Tinck. Het contact met die artiesten verliep vrij eenvoudig. In muziektijdschrift Oor stond altijd een lijst met adressen en telefoonnummers van boekingsbureaus en die kon je gewoon bellen.’

Podium bieden 
Stam wilde een podium bieden voor lokaal en regionaal talent. Als vrijwilliger bij de jeugdsoos merkte hij dat popbands dat podium nodig hadden. ‘De politiek ondersteunde amateurkunstenaars, maar dat betrof toneel, dans en lichte muziek. Korpsen en koren werden gesteund, maar popmuziek werd door de overheid gezien als een tijdelijke uitspatting van een groep jongeren. Men ging ervan uit dat popmuziek snel weer zou verdwijnen.’

Zelf wilde hij overigens ook van jongs af aan graag muziek maken, maar de lessen Algemene Muzikale Vorming op de muziekschool konden hem niet boeien. ‘Ik vond die blokfluit niets en wilde gitaar spelen. Met die lessen ben ik dus gestopt en toen heb ik gitaar leren spelen uit boeken die je kon kopen bij een muziekwinkel Ik kocht een muziekboek van Bob Dylan en zijn lp’s. In dat boek stonden de akkoorden. Aan de noten had ik niets gehad, want ik kan geen noten lezen. Door te luisteren en veel te oefenen, heb ik mezelf leren spelen.’

Om lokaal en regionaal poptalent een kans te bieden, organiseerde Jan Stam ook het festival ’t Noorden is niet dood. ‘Ik vond het raar dat Hilversum geen aandacht had voor talent uit mijn omgeving. Het festival is drie of vier keer georganiseerd en toen verhuisde ik naar Kampen, waar ik cultureel werk ging studeren.

Popcollectief
Voor mijn vrijwilligerswerk had ik toen minder tijd en ik woonde te ver weg. Ik had het er toen al over dat ik ‘popbouwwerker' werd, een zelfbedachte naam, want het idee dat popmuzikanten steun verdienden, liet me niet los. In mijn derde jaar moest ik stagelopen en dat deed ik bij Het Baken, het andere jongerencentrum in Hoogeveen, waar ik als kind ook vaak was geweest. Op woensdagmiddag was er altijd iets te doen voor kinderen. Later werd het meer een plek war jongeren kwamen die niet van disco’s hielden. Onder de vlag van Het Baken en met subsidie heb ik tijdens die stage mijn eerste popcollectief opgericht. Bands in Zuid-Drenthe en Noord-Overijssel verenigden zich daarin en ik zorgde ervoor dat ze konden spelen. Er vielen destijds 36 gemeenten in die regio en ik wilde met bestuurders van al die gemeenten praten, maar het werd me al snel duidelijk dat het geen zin had. Ze snapten er niets van. Ik had een knelpuntennota gemaakt op basis van de problemen die popmuzikanten tegenkwamen. Het waren er 26 en ik had voor alle 26 een oplossing, maar ook dat overtuigde de politiek niet.’

Samen met een ander Drents popcollectief vormde Jan Stam begin jaren ’80 POPD (Provinciaal Overleg Popcollectief Drenthe) en opnieuw schreef hij een nota. ‘De titel daarvan was ‘Drenthe leeg geswingd’ en we wilden deze presenteren aan de provincie. Daarmee hadden we meer succes. De KRO was geïnteresseerd in de presentatie van de nota en maakte opnames voor Radio 3. De Statenfracties van PvdA en VVD zagen er wel iets in en hadden toevallig ook een meerderheid in de Provinciale Staten. Verder hadden we de mazzel dat de provincie destijds 4 miljoen gulden over had. PvdA en VVD waren van mening dat wij daar een deel van konden krijgen als we een begroting indienden. Dat leidde tot een podiumplan, het eerste in Nederland. Dat plan werd gehonoreerd en we kregen 265.000 gulden voor 2,5 jaar. POPD werd Stichting Pop Drenthe en in 1984 kon ik officieel in dienst treden van de stichting. Vanaf dat moment was ik popconsulent. Wat ik jarenlang als vrijwilliger had gedaan, deed ik nu betaald. Ik organiseerde zestig concerten in een jaar, waar twintig Drentse bands optraden. De subsidie werd na 2,5 jaar nog met een jaar verlengd en de stichting werd geëvalueerd door een onafhankelijk bureau. Die beoordeling was positief en vanaf 1987 werden we structureel meegenomen in de begroting van de provincie. tegelijkertijd hadden we het voor elkaar gekregen dat de Culturele Raad van de provincie, waar alleen toneel, dans en lichte muziek onder vielen, een aparte werkgroep popmuziek kreeg.’

De ontdekking van toptalent 
Wat die ontwikkelingen betekenden voor popbands illustreert Jan Stam moeiteloos aan de hand van talloze voorbeelden. Een aansprekend voorbeeld is de band Skik, met frontman Daniël Lohues. ‘Stichting Pop Drenthe viel inmiddels onder Kunst & Cultuur, kortweg K&C, en K&C had een afdeling streektaal. Dat is nu het Huis van de Taol. Egbert Meijers leidde die afdeling en kwam met het voorstel om bands uit te dagen nummers in hun streektaal te schrijven. De beste bands zouden mogen optreden op het festival Muzen in Emmen. Uit Drenthe kwam maar één inzending: drie nummers van Daniël Lohues. Die bleken de moeite waard en zo werd hij openingsact van het festival. Voor dat optreden zocht hij er twee muzikanten bij en zo ontstond Skik en het eerste optreden van de band in die samenstelling. Een jaar later stond hij in de Oosterpoort in Groningen en daar viel Skik ook op. Daarna volgde Eurosonic Noorderslag en brak de band door.’

Een ander voorbeeld is Jan Derks, die ooit in de Hoogeveense band The Hilton Cigars speelde. Door de kansen die deze band kreeg, ontwikkelde bassist Jan Derks zich verder en inmiddels is hij bassist bij Chef’Special.  Stam: ’Talent verdient een podium en popmuziek is een blijvertje gebleken. Bij K&C zorgen we er nog steeds voor dat lokaal en regionaal talent zich kan ontwikkelen, bijvoorbeeld met behulp van verschillende coachingsprogramma’s die worden afgesloten met optredens. De muziekwereld is een piramide. In de brede onderste laag bevinden zich de amateurs en via allerlei stappen en met hulp van professionals bereiken sommigen de top. Daar draag ik nog steeds heel graag een steentje aan bij.'   

Geen reacties

Reactie toevoegen