Verhaal

Milly Djababoe (61) blikt terug op haar jeugd

‘Ik heb geen ouderlijk huis meer. De herinneringen zitten in mijn hart’

Meliana, zoals Milly voluit heet, was nog maar twee jaar toen ze in 1963 met haar ouders, drie zussen en twee broers in de Molukse wijk in Hoogeveen kwam wonen. Van de aankomst kan ze zich vanzelfsprekend niks herinneren. Van haar jeugd aan de Ebbingestraat des te meer! Evenals haar tienerjaren, de roerige jaren ’70 en de omstandigheden en omgang met de wereld buiten de Molukse wijk.

Nog voordat er in 1951 van maart tot en met juni in totaal 12.500 Molukse KNIL-militairen en hun gezinnen naar Nederland kwamen, meerden een jaar eerder al 38 Molukkers aan met het schip Volendam. Volgens het Nationaal Archief betrof dit 15 gezinshoofden, hetzij alleen hetzij met gezin, en betiteld als een groep ‘Veiliggestelden’. Tot deze groep behoorde ook Julius Djababoe, de vader van Milly. ‘In Indonesië was mijn vader werkzaam bij de Inlichtingendienst en gestationeerd in Makassar. Hij was destijds ook getrouwd en had drie kinderen. Mijn vader heeft vreselijke dingen moeten ondergaan onder het regime van de Jappen. Ze gebruikten speciale tactieken om informatie bij mijn vader los te kunnen krijgen.’ Tijdens een bestorming en bombardement in het kampement in Makassar vielen er veel doden. Vader Djababoe kreeg te horen dat zijn gezin het leven had gelaten. Hij wist los te komen van de Jappen en met nog eens 14 andere Molukkers die in een soortgelijke situatie zaten met het schip Volendam naar Nederland te vertrekken. Milly: ‘Bij het inschepen trof mijn vader twee neefjes aan op het schip. Hij werd gevraagd om zich over een van de twee te ontfermen. Dat heeft mijn vader gedaan en hem opgevoed als zijn eigen zoon. We hebben nog meegemaakt dat hij ging trouwen. Na het overlijden van mijn vader werd het contact wat minder, maar als we elkaar zien is het altijd goed.' 

 

Verdriet

Julius Djababoe kwam vaak in het kamp Wyldemerck in Friesland, wat tijdens de oorlog een concentratiekamp voor Joden is geweest. Door een bekende werd hij gekoppeld aan een jong meisje, dat later zijn echtgenote zou worden. Het stel kwam terecht in kamp Vlakwater in Venray, dat vlak voor de oorlog was ingericht voor de Nederlandse Arbeiders Dienst. In Venray werden de eerste zes kinderen geboren, waarvan Milly de jongste was.

Milly 2 jaar foto Anno Bakker

Milly 2 jaar. Foto Anno Bakker

Toen bleek dat er geen sprake meer zou zijn van een terugkeer naar een vrij Molukken, werden de Molukse gezinnen verspreid over de toen voor hen speciaal gebouwde woonwijken. Het gezin Djababoe kwam in 1963 aan de Ebbingestraat 27 te wonen. Hier werden nog eens zes kinderen geboren. ‘Het traumatische en verdrietige verleden van mijn vader heeft hij altijd verzwegen’, vertelt Milly. ‘Ook over het bestaan van zijn eerste vrouw en drie kinderen. Het was voor hem te pijnlijk en verdrietig. Het was mijn oudste broer die in de jaren ‘80 op vakantie naar de Molukken was. Daar hoorde hij over het bestaan van het eerste gezin van onze vader. Ze zouden nog in leven zijn. Dat was een behoorlijke schok voor mijn vader.’ Er werden pogingen gedaan een ontmoeting te realiseren. Helaas bleek dat de twee oudste kinderen en hun moeder niet meer in leven waren. Uiteindelijk is het jongste kind, een dochter, die volgens Milly de looks van hun vader heeft, in 1990 in Nederland geweest voor een hereniging. ‘Een jaar later overleed mijn vader’, vertelt Milly. ‘Tijdens zijn ziekbed heeft hij kleine beetjes uit zijn verleden losgelaten. Over zijn gezin en over zijn traumatische ervaringen in het Jappenkamp. Hij is ook door zijn been geschoten. De kogel heeft er altijd tot aan zijn dood in april 1991 gezeten, dus bijna 50 jaar. Een operatie zou te veel risico’s met zich meenemen. Ik heb veel respect voor mijn vader, want nooit, echt nooit heb ik hem horen klagen over de pijn. Ik ben blij dat hij nog een keer in zijn leven, dat was in de jaren 70, terug is geweest naar zijn Rumah Tua, het ouderlijk huis, op Halmahera.’ 

 

Wonder


Milly en haar oudere en jongere broers groeiden op, moeder zorgde voor het huishouden en de kinderen en vader was werkzaam bij blikfabriek Drenthina. ‘Net als vele Molukse gezinnen met een strenge vader als gezinshoofd, maakten ook wij het nodige mee. Zowel lief en ook zeker leed’, geeft Milly aan. Het zijn vooral de mooie en fijne jeugdherinneringen die een grote glimlach op haar gezicht toveren. ‘Met mijn broertjes en zusjes wachtten wij onze vader altijd op aan het eind van de straat. Dan kwam hij op zijn Zundap bromfiets thuis uit het werk en mochten we om beurten met hem een rondje wijk rijden.'
Waar blijdschap de boventoon zou moeten voeren bij een geboorte van een kind, was daar toen haar jongste broertje ter wereld kwam bij Milly in eerste instantie geen sprake van. ‘Onze twee oudste zussen waren het huis al uit en ook al getrouwd. Het eerste kleinkind van mijn ouders was zelfs al bijna een jaar! Na de elfde zwangerschap werd mijn moeder op doktersadvies een twaalfde sterk afgeraden. Op nieuwjaarsdag 1977 voltrok zich echter een wonder. Moeder Djababoe wist kennelijk de zwangerschap goed verborgen te houden, want de kinderen wisten niet dat er nog een broertje of zusje onderweg was. ‘Op een dag moest mijn moeder naar het ziekenhuis. Wij mochten haar niet bezoeken’, vertelt Milly. ‘We snapten er niks van.’ Het was rondom de jaarwisseling en het gebruikelijke gebed op oudejaarsdag werd niet door vader Djababoe uitgesproken, maar door oma Maitimu, die vlakbij woonde en afkomstig is van hetzelfde eiland Halmahera. Toen niet veel later het nieuws kwam dat er een broertje geboren was, viel het spreekwoordelijke kwartje. Milly: ‘We waren verbaasd, want de dikke buik van onze moeder is ons nooit opgevallen! Tegelijkertijd wist ik dat het hele riedeltje, helpen met de baby en de huishouding, eigenlijk weer opnieuw zou beginnen. Nee, ik had er zo geen zin in! Ik was helemaal niet blij met de geboorte van mijn jongste broertje. Later natuurlijk wel hoor! Haha!’


School


Thuis werd er geen Nederlands gesproken. Dat zorgde weleens voor moeilijkheden en misverstanden op school. Milly heeft de kleuterschool overgeslagen en ging pas naar school in de eerste klas van de lagere school. ‘Het was meester De Boer die met de Molukse leerlingen begaan was. Hij heeft juffrouw Sia aangesteld die ons Nederlandse les gaf. Ondanks deze lessen, kampten we wel met een achterstand. Pas op latere leeftijd heb ik via het Arbeidsbureau en mijn werkgever nog Nederlandse lessen gevolgd.

De buurjongens en -meisjes, waar Milly dagelijks mee speelde zaten ook bij elkaar op school, de Hervormde School West aan de Jacob Catsstraat. ‘Mijn broer en zussen gingen naar de Bentinckslaanschool, omdat de Hervormde School West er toen nog niet was. De generatie na ons ging naar de Dr. J. Waterinkschool, dat was een stuk dichter bij de Molukse wijk.’

schoolfoto

Schoolfoto 29/3/1970 Hervormde School West

Ook nadat de leeftijdsgenoten naar het vervolgonderwijs gingen, bleven ze elkaar opzoeken. Volgens Milly had dat deels te maken met het oude vertrouwde, omdat het soms lastig kon zijn je plekje te vinden in een nieuwe situatie. In de praktijk kon het op school toch anders verlopen in het gedrag van zowel klasgenoten als leerkrachten naar de Molukse jeugd. ‘Het gebeurde weleens dat je letterlijk en figuurlijk moest vechten om voor jezelf op te komen. Want er werd gauw en makkelijk naar ons gewezen, helemaal in de periode van de treinkaping. Nee, dat was niet altijd makkelijk. Het keerpunt kwam na de komst van meester Pangkey op onze school De Pesserhof. Hij had begrip en geduld, we konden daarom vaak bij hem terecht.’

Op de dagen dat het op school niet fijn verliep, was de woonwijk voor Milly altijd weer een veilig plek om terug te keren. Daar waar het vertrouwd voelde en je verhaal kon delen. ‘De wereld buiten de Molukse wijk ervaarden we vaak als een uitdaging. Daar werden we gevormd in het opstandig zijn en voor jezelf opkomen. Dat had veelal het gevolg dat we gingen spijbelen van school.’  

 

Roerige jaren ‘70 


De straat, de zandbak, het plein, bij elke plek komen jeugdherinneringen naar boven. Dat brengt Milly terug naar haar belevenissen met jeugdvriendinnen Tilly, Flora en Zippora. ‘Ik zie het allemaal nog voor me, op onze oma-fietsen. En spijbelen! Dan gingen we bijvoorbeeld stiekem naar Het Baken, tosti’s eten en naar jongens kijken! Hahaha!’ Milly geeft aan dat er weinig omgang was met Nederlandse leeftijdsgenoten. ‘Lain tjari lain’. Oftewel, de Molukse jongeren zochten elkaar onderling op, want dat was vertrouwd. Naast plezier herinnert Milly zich ook heftige gebeurtenissen, zowel binnen als buiten de Molukse wijk. ‘Zo was er een heftige vechtpartij in discotheek De Huifkar, waar ook een dode is gevallen. En opeens was daar het verhaal dat kampers de Molukse wijk zouden binnen vallen. Mensen, ook uit andere Molukse wijken, werden opgetrommeld. Maar zij werden bij de toegangswegen door de politie tegengehouden. Kampers trouwens ook. De volgende dag was er een politie-inval in de wijk. Ze hadden namen doorgekregen van betrokkenen. Ook mijn broer werd opgepakt.’
Deze en alle heftige gebeurtenissen met betrekking tot de Molukse gemeenschap waren kenmerkend voor de roerige jaren ’70. ‘Achteraf kan ik het allemaal best verklaren’, geeft Milly aan. ‘Gaandeweg de jaren vallen veel dingen op hun plek en krijg je begrip voor datgene wat er allemaal is voorgevallen. Tegenwoordig wordt er gelukkig veel gepraat en uitgelegd over de traumatische ervaringen van onze vaders. Dat was toen niet. Dat voelde je als kind en dat maakte ons opstandig. We moesten ergens heen met onze frustraties, boosheid en teleurstelling.’
Vanwege omstandigheden verliet Milly al op haar vijftiende het ouderlijke huis. Ondanks hield Milly tradities in ere, zoals het afleggen van haar belijdenis toen ze 18 jaar was. ‘Ik kan me de cathechisatielessen van dominee Sijaranamual nog heel goed herinneren! Vroeger keken we ook op tegen de dominee en de kerkenraad. Dat kwam door onze ouders, die mensen met kerkelijke functies bijna heilig verklaarden. Niet eens zo lang geleden waren we bij een belijdenisfeest. Dat was, net als vroeger, achter het huis samen met de buren onder grote tentzeilen. Tegenwoordig worden grote zalen uitbundig versierd. Tijdens dit feest achter het huis voelde weer als de ouderwetse gezelligheid. Ja, dat vond ik erg mooi.'

Thuis

Net als voor zovelen waren het ouderlijk huis en de Molukse wijk een veilige omgeving, zoals Milly het omschrijft. ‘Iedereen kent elkaar. Onze ouders in de straat gingen met elkaar om en wij als kinderen speelden met elkaar. Buurman oom Titalouw hield ons ook altijd goed in de gaten. Soms waren we ook wel een beetje bang voor hem, omdat hij streng kon zijn. Als hij aan het begin van de avond tijd vond dat we naar huis moesten, stuurde hij ons naar huis. En ja, dan deden we dat ook braaf.’
Milly spreekt haar waardering en respect uit naar haar ouders hoe zij, evenals alle Molukse ouders in die tijd, zich staande hebben weten te houden. ‘Als ik terugkijk hoe mijn ouders zich hebben opgesteld naar ons als kinderen. Zij hebben ons altijd op de eerste plaats gezet. Dat besefte je toen niet, nu des te meer. Mijn ouders hadden het niet breed, maar daar merkten we niks van. Mijn vader was ook heel creatief en handig. Kleding kapot? Mijn vader kroop achter de naaimachine om het te maken.’
Elke laatste vrijdag werd er vlees ingekocht bij de slagerij aan de Griendtsveenweg. Volgens Milly was het er altijd druk, omdat het goedkoop was. ‘Vaak gingen mijn zus, broer en ik met onze moeder mee. Dan stond ze buiten met een grote boodschappentas en liepen wij om beurten naar binnen om voor 5 gulden vlees te kopen. Eenmaal thuis, ging het vlees in de diepvries en hadden we weer vlees voor een hele maand.’

Ouders Milly

Milly's ouders

Memorabele momenten zijn volgens Milly vooral de periode rondom Kerst en Nieuwjaar. Als kind maakte zij, haar broers, zussen en vrienden deel uit van de zondagsschool. ‘We kregen destijds les van dominee Sijaranamual en oom Huwaë. Ik vond het vooral spannend, want voor de Kerstviering moesten we van tevoren Bijbelteksten uit het hoofd leren. In het hoog Maleis! Dat was de weken vooraf aan Kerst heeeeel veel oefenen thuis.’
De nieuwjaarwisseling zorgde immer voor gezelligheid en zorgde voor een groot gevoel van saamhorigheid. Milly: ‘Dat was vroeger veel groter dan nu, als je het mij vraagt. Werkelijk álle voordeuren stonden open of je kon met een touwtje via de brievenbus bij iedereen naar binnen. Alle tafels stonden vol met bier, wijn en Molukse koekjes. Én… een glas met sigaretten. Dan staken we er één op, onder het mom om vuurwerk af te steken. Hahaha!’  


Herinneringen


De jaren vliegen voorbij, broers en zussen krijgen relaties, gaan trouwen en verlaten het ouderlijke nest. Na het overlijden van vader Djababoe in april 1991, blijft moeder achter met de jongste zoon Haroen die nog thuis woont. Als ook hij uiteindelijk het ouderlijk huis verlaat, blijft moeder alleen wonen. ‘We keken veel naar onze moeder om. Vanwege nierdialyses moest ze drie keer in de week naar het UMCG’, vertelt Millye. ‘Na ruim acht jaar gaf mijn moeder zelf aan dat ze het niet meer vol kon houden. Ik ben veel bij haar geweest. We hebben gelukkig veel kunnen praten. Eén van haar laatste woorden waren: ‘Leef je leven, zolang je de Heer maar met je meeneemt in je leven.’ Binnen 14 dagen overleed moeder Djababoe in juli 2008, thuis aan de Ebbingestraat 27. De boodschap die ze aan haar kinderen meegaf, bewaart Milly voor altijd in haar hart. ‘Ik was mijn geloof op een bepaald moment in mijn leven kwijt. Door de woorden van mijn moeder en een intieme persoonlijke gebeurtenis, heb ik het geloof weer teruggevonden en heeft het me sterk gemaakt.’
Ondanks dat er zeker wel belangstelling was van één van de kinderen is het huis, door omstandigheden, helaas niet in de familie gebleven. Het zijn nu de herinneringen geworden, met zowel zijn verdrietige als ook zijn mooie en vreugdevolle momenten.

Er zijn momenten dat ik mijn ouderlijke huis mis’, vertelt Milly. ‘Soms droom ik weleens dat ik het huis heb gekocht. Dat brengt mij dan automatisch terug naar die tijd en komen de herinneringen weer. Als ik van Zwolle over de A28 langs Hoogeveen rij, kijk ik altijd even naar beneden, naar de Ebbingestraat nummer 27. Nu ik geen ouderlijk huis meer heb, kom ik niet meer in de Molukse wijk. Het huis met al zijn herinneringen zitten voor altijd in mijn hart. Ondanks de harde opvoeding, heb ik de normen en waarden van mijn ouders meegekregen. Elkaar helpen, samen delen en respect voor de ouderen. De jeugd die nu opgroeit kan leren van het verleden.'

Milly woont al 27 jaar in Assen en is getrouwd met Erik, maar heeft zijn achternaam niet aangenomen. ‘Uit liefde en respect voor mijn moeder én vader draag ik mijn achternaam waarmee ik geboren ben en vooral trots op ben: Djababoe!’ 

 

Gita Lopulisa 

De verhalen zijn, na het afnemen van een interview, met toestemming van de personen zelf of kinderen/familie geplaatst.

 

Geen reacties

Reactie toevoegen