Verhaal

Turfstrooiselfabriek De Nijverheid opent haar poorten (1883)

Hoogeveen had in de negentiende eeuw al een bloeiende middenstand. Van industrie was nauwelijks sprake. Wel was er een poging gedaan om rond 1845 een calicotweverij (katoenweverij) op te zetten, maar dit was jammerlijk mislukt. Ook de azijnfabriek van Jacobsen, rond 1850, was een kort leven beschoren. Rond het midden van de negentiende eeuw waren het vooral de vier kalkovens die het goed deden. Hier werden de schelpen verwerkt tot kalk. De schelpen waren retourvracht van de turfschippers. Een ander initiatief was de steenfabriek van vervener Marinus Rahder in Noordscheschut. Deze werd in 1872 overgenomen door Janse & Boogerd. In 1889 moest zij haar poorten sluiten.

Een industrie die wel goed leek te gedijen, waren de turfstrooisel-fabrieken. In 1883 ging De Nijverheid aan het Noord van start. Enige tijd later verscheen er een tweede turfstrooiselfabriek aan het Noord, De Hoop. In 1901 kwam de belangrijkste turfstrooiselfabriek tot stand: Griendtsveen. Tot ver in de negentiende eeuw bleef turfgraverij een van de belangrijkste bronnen van inkomsten voor de arbeiders. Rond 1880 was het veen uit de gemeente Hoogeveen echter allemaal afgegraven. De turfgravers konden nog wel aan de slag aan de oostkant van de gemeente, rond Nieuwlande en Dalerpeel. Toen daar de turfgraverij ook afliep trok een deel van de arbeiders weg richting Emmen. Het deel dat bleef kon als landarbeider aan de slag want naast de turfwinning was er in de omgeving van Hoogeveen ook voldoende landbouw en veeteelt.

Lees het hele artikel op Canonvannederland

vorige     volgende

Geen reacties

Reactie toevoegen