Verhaal

Maria Lesimanuaja-Amahoru (94)

Tante/oma Maria Lesimanuaja-Amahoru (interview juni 2019, overleden nov 2019)

 

Tante/oma Maria Lesimanuaja-Amahoru (94)

“Hoeveel kleinkinderen en achterkleinkinderen? Laat me even rekenen”

Maria Lesimanuaja-Amahoru

‘Still going strong’ staat onder haar foto die één van haar dochters op Facebook heeft geplaatst. En strong is ze! Tante/oma Maria Lesimanuaja-Amahoru, voor bekenden tante/oma Mia, vierde onlangs haar 94ste verjaardag samen met haar kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. De feestelijke locatie was haar huis in de Molukse wijk in Hoogeveen en hadden de kinderen een heerlijke barbecue voorbereid. Een aantal weken daarvoor waren we bij haar op bezoek en gaf ze ons een kijkje in haar leven.

Op 4 mei 1925 zag Maria Amahoru in Sameth op Haruku, Maluku het levenslicht. Ze was het eerste kind van vader Marcus Amahoru en moeder Dominggas Tutuarima. Na haar volgden broertje Bob en zusje Esther ‘Ete’. De jonge Maria doorliep de sekolah biasah (lagere school), waar guru Lesiputty aan het hoofd stond.
“Je kon Nederlandse les krijgen, maar daar was geld voor nodig. Kinderen van militairen en marine kregen Nederlandse les. Ik leerde voornamelijk Maleis”, vertelt ze.

Het was een vriendin van haar oma, bongso Ete, die in dezelfde straat woonde en de jonge Maria op een dag stond op te wachten. “Bongso Ete stond met haar handen in de zij en sprak me in het Nederlands aan: Hallo Mari, hoe is het met jou”. 

Na schooltijd was de jonge Maria veel in huis voor de dagelijkse werkzaamheden, maar bracht ook veel tijd door met haar vrienden. “Ik had veel vrienden in de kampong en we vermaakten ons altijd. We verveelden ons nooit”.

Berani!

Als tiener kwam ze in het gezin Leimena om huishoudelijke taken te verrichten en om op de kinderen te passen en dat deed de jonge Maria met volle overgave. Vader des huizes was dokter en getrouwd met ‘bini Belanda’ (Hollandse vrouw).

Intussen hield haar peetvader een oogje in het zeil. “Hij was streng en ik mocht niet zomaar ergens naartoe”.

Het was in de tijd van de Japanse bezetting en was men er altijd alert op waar je heen ging of wat je ging doen. Op een dag trok de jonge Maria erop uit met een nichtje en een vriendin. “We gingen met ons bootje varen Pangajo richting Tandjung Totu en deden aan ruilhandel. We ruilden dan pisang, bananen voor sabun, zeep”.
Ter hoogte van de plaats Pelauw kwamen er plots vliegtuigen overvliegen. “We hebben ons verstopt op het strand. Toen het rustiger werd zijn we verder Pelauw in gegaan omdat we bananen hadden die we voor spullen wilden ruilen”. De dames werden echter ontdekt door een neef. “Kemorang tiga berani é!” (Jullie drie durven wel hè!). Voor onze eigen veiligheid, liet hij ons achter op het strand en heeft onze spullen geruild”.
Deze neef was echter in dienst van de Japanners en besefte dat hij door zijn actie ook in gevaar zou kunnen komen. Hij beval de jongedames zich niet meer te begeven op gevaarlijk terrein.

Het verhaal brengt tante/oma Mia terug naar een andere jeugdherinnering die zich tijdens de cathechesatieles afspeelde. “Er waren een paar kwajongens in de groep die geen zin hadden in de les. Ze spraken met elkaar af om vliegtuiggeluiden na te doen zodra de predikant binnen zou komen. En dat deden ze ook! De dominee liep eerst naar de voordeur van de kerk en vervolgens naar de achterdeur om naar buiten te kijken. Omdat hij de vliegtuiggeluiden hoorde, vertrouwde hij het niet en heeft hij ons allemaal naar huis gestuurd. En dat terwijl er hélemaal geen vliegtuigen boven ons vlogen”.

De kerk en het geloof hebben overigens altijd een belangrijke rol gespeeld in het leven van tante/oma Mia. “Toen ik, samen met veel jongeren, belijdenis deed in de Protestante Kerk in Haruku verliep alles heel vreedzaam. Een aantal van ons waren protestants, maar ook veel waren islam. En dat kon toen prima! Er was nooit sprake van onenigheid of ruzie”. 

Wegwezen!

Rond haar 16e ontmoette ze in Haruku de jonge Zadrach Lesimanuaja. “We kenden elkaar eigenlijk al van kleins af aan en woonden dicht bij elkaar. Het ouderlijk huis van Zadrach stond aan het strand”. De jonge casanova had zijn zinnen gezet op de jonge Maria, maar die zag het in eerste instantie nog niet zo zitten. “Op een dag kwam hij met twee vrienden, één van hen is van Uneputty die later in Almelo kwam te wonen, aanlopen en stonden voor mijn huis”. “Stop!" riep ik. "Jullie zetten geen stap verder. Wegwezen!" Daar schrokken ze van. Ze vonden mij streng! Haha! ” 

Zadrach, ook wel Tjada of Lala genoemd, had echter haast om Maria voor zich te winnen. De familie Leimena was namelijk voornemens te vertrekken naar het verre Nederland en zou Maria zich bij hen voegen. Het was de moeder van Zadrach die hem maande om haast te maken als hij verkering wilde met Maria, voordat zij richting Nederland zou gaan. Zijn avances wierpen zijn vruchten af en Maria stemde uiteindelijk in. Het stel trouwde in 1948, dat op zich een bijzondere gebeurtenis is geweest. “Nog voordat Zadrach zich bij het KNIL voegde, zijn we met 40 stellen tegelijk getrouwd”, vertelt tante/oma Mia. “De mannen gingen daarna officieel in dienst”.  Het huwelijk werd bekroond met de geboorte van zoon Max en niet veel later kwam zoon Mezach ter wereld. Zij waren amper 1 jaar en een aantal maanden oud toen het jonge gezin in 1951, op dienstbevel, vanuit Semarang naar Nederland vertrok. Tante/oma Mia: “We gingen aan boord van het schip Astorias. Deze was speciaal voor gezinnen met pasgeborenen”.

Leven in Nederland

Het gezin kwam in eerste instantie terecht in woonoord Vught. “Hier is zoon Joop geboren”, vertelt tante/oma Mia. Nadat de KNIL-militairen uit dienst werden ontslagen, gingen veel mannen, ook oom/opa Tjada, aan het werk bij de boer om fruit te plukken. Daarna is hij ook enkele jaren werkzaam geweest in een fabriek waar vitrages en gordijnen werden gemaakt.
In 1953 volgde de overplaatsing naar kamp Beugelen in Staphorst, waar Bram, Mima, Anna, Eddy en Agus het levenslicht zagen. Op kamp Beugelen heeft zich een dramatische gebeurtenis voltrokken waarbij twee kinderen de dood vonden. Tante/oma Mia: “Bij het grote ijzeren hek speelden na schooltijd onze zoon Max met twee vriendjes. Het hek viel om en er kwamen twee kinderen bekneld en ze hebben dat niet overleefd. Max werd op tijd door iemand weggetrokken, dat is zijn redding geweest”.
In 1962 verhuisde het gezin naar Hoogeveen, net als in vele plaatsen elders in Nederland, waar speciale woonwijken waren gebouwd voor Molukkers. “Hier zijn onze kinderen Jootje, Corry, Nelis en Mickey geboren”. Moeder Maria zorgde voornamelijk voor het huishouden en de zorg om te kinderen, terwijl vader Tjada werkzaam was bij Philips in Zwolle. “Daar heeft hij tot aan zijn pensioen gewerkt”. Oom/opa Tjada overleed in 1999 en in 2003 moest de familie weer afscheid nemen van een gezinslid, toen oudste zoon Max overleed.
In de jaren ’80 is Bob, de jongere broer van tante/oma Mia voor vakantie in Nederland geweest. “Hij zou een maand blijven, maar kreeg heimwee en is na twee weken weer teruggegaan naar Haruku. Niet veel later is hij overleden”. Tante/oma Mia is zelf vijf keer teruggeweest naar Haruku.

De familie is in de tussentijd flink gegroeid en is tante/oma Mia gezegend met veel kleinkinderen en achterkleinkinderen. “Hoeveel tjutju-tjutju en tjetje-tjetje ik heb? Nou, laat me even rekenen. Ik heb 27 kleinkinderen en 26 achterkleinkinderen en 1 achterachterkleinkind. Er zijn ook nog drie achterkleinkinderen op komst”.
De laatste twee jaar spendeert tante/oma Mia meer tijd in huis, maar deinst niet terug als er een ouderenactiviteit is of een verjaardag van familie. Niet wekelijks meer, maar als de gelegenheid zich voordoet gaat ze met één van haar kinderen naar de kerk of, als het goed weer is, naar de winkel voor kleine boodschapjes en wordt er samen gekookt.
Doordeweeks ontfermen de kinderen die in Hoogeveen wonen zich over hun moeder, in het weekend wordt er gerouleerd met de kinderen die buiten Hoogeveen wonen en elke dag komt de thuiszorg even langs. De mantelzorg is dus goed verdeeld en dat stemt tante/oma Mia erg goed.
“Ik heb al veel verteld hè. Laten we het hier maar bij houden. Ik kan nog genoeg vertellen, maar dat hoeft niet allemaal opgeschreven te worden hoor!”, aldus de 94-jarige tante/oma Mia Lesimanuaja-Amahoru uit Hoogeveen.

Gita Lopulisa

De verhalen zijn, na het afnemen van een interview, met toestemming van de personen zelf of kinderen/familie geplaatst.

Geen reacties

Reactie toevoegen