Breischede

Breien

Vroeger, ca. 200 jaar terug, ging de schaapherder bij de keuterboer langs om de enkele schapen die de boer had mee te nemen het veld in. Dit bestond voor het grootste gedeelte uit heide en bente, en veel  veenplassen. De herder bleef dag en nacht in het veld, maar had wel diverse plekken waar hij 's nachts bleef met zijn kudde; dit om de mest zoveel mogelijk op een plaats te verzamelen, wat in de winter verzameld werd om naar de boeren te brengen.
Hij moest in eigen onderhoud voorzien. Wol was aanwezig om sokken, handschoenen en truien te breien.
Ook waren er melk, bessen en kruiden aanwezig.
Om de wol te spinnen had hij een zelfgemaakte spin bij zich om de wol te spinnen.
Om te breien gebruikte hij de breischede, dit was een zelfgemaakt gebogen stuk hout waarin hij met een heetgemaakte breipen een gat in maakte, waarin de breipen werd gestoken.
De breischede stak hij tussen de broeksboord, en met in de andere hand de andere breinaald ging hij al breiend door het veld.
In de winter gingen de schapen weer terug naar de boeren.