Verhaal

Wagenmaker Hendrik Boer vertelt

Onderstaand het zelfgeschreven verhaal van wagenmaker Hendrik Boer, geboren in 1910 en overleden in 1995. 

Het is een handgeschreven verhaal waarbij het soms een beetje puzzelen was om te ontdekken wat er nu precies stond.

Wagenmaker Boer
+/- 1923 v.l.n.r. Hillegonda Boer-Klooster, Hendrik Boer (1910), Albert Boer (1915), Hendrik Boer sr. 

In de meeste dorpen en plaatsen waren de wagenmakers kleine ondernemers die alleen of met één of meer zonen het bedrijf uitoefenen en dat bedrijf was dan gespecialiseerd op wagengebied. Maar men bedoelde met wagens dan de boerenwagens met houten wielen en de later in zwang komende wipkarren, bokkenwagens, hondenkarren, en zo meer, echt rollend materieel dus. 

In onze omgeving werden ook nog veel kruiwagens gemaakt die wel het hoofddeel waren, want boerenwagens werden hier niet bij tientallen gemaakt. Al hebben we ook eens een jaar gehad, dat we wel 7 boerenwagens en 22 wipkarren hebben gemaakt, dat was in 1936. Toen kostte het weinig en werd er veel werk gedaan voor een beetje geld. We zijn altijd nogal druk geweest en we hadden misschien geluk, want een order van 400 polderkruiwagens maakten we met z’n drieën in 1 maand. En wanneer je dan bedacht dat we per kruiwagen f.3,80 kregen, dan was dat een concurrerende prijs. Maar een gezin van vader, moeder en twee zonen had dan maar een mooi inkomentje.

Het werk wat verder gedaan werd was veel reparatie. Wielen aan wagens hebben het zwaar te verduren. Wie de constructie van een wagenwiel bekijkt, ziet dat de naaf van goed stevig taai hout de spaken bevat die rechtdradig en sterk moeten zijn. De velgen moeten goed passend zijn en zonder ook maar de geringste ruimte tussen het gat in de velg en de pen aan de spaak. In de spaken zaten ook nog wiggen die het geheel nog vaster maakten. En om dit alles kwam de hoepel. De dikte hiervan bepaalde ook mede de wielsterkte. Een dunne hoepel boog nog weleens mee en met een flinke vracht en met zonnig, warm weer liep een niet te best gelegde of dunne hoepel van het wiel af, de gevolgen waren vaak dat de velgen braken en het hele wiel in elkaar zakte en dan…….. naar de wagenmaker!

Om aan het hout voor de wagens te komen waren er nog al wat mogelijkheden, zoals wij dat meemaakten tussen 1920 en 1940. 

De eerste mogelijkheid was om alle delen die nodig waren vierkant bezaagd te kopen. 

  • Spaken van eikenhout lengte 50-55 cm, dikte 3,5 cm, breedte onderaan 6-6,5 cm en bovenaan 4 of 4,5 cm. 
  • Velgen van  50 cm lang en 7 cm of 11 cm breed in de opgegeven cirkel. 
  • De bloktongen 130 cm, voor 11x15 cm en achter 15x11 cm dus alle kanten schuin.
  • De schamel en ondersteken ook 130 cm lang en 23, 20, 18 of 13 cm breed en 7 cm dik.
  • De langwagen 165 cm lang en 12 cm breed vooraan en 8 cm. Achteraan, dikte 7 cm ook de keerstukken 120 cm lang en 7x7 cm volgens opgegeven model.

Hier in Hoogeveen waren toen 2 zagerijen die wagenmakershout leverden, de firma van Aalderen en Snippe, en Thomas en Co schuierhoutfabriek. 

De eerste stond eerst aan de Alteveerstraat, toen heette dat nog de Sloodstreek, tegenover de zuivelfabriek. De tweede was aan de toenmalige Coevorderstraatweg (nu Vos van Steenwijklaan), later de rubberfabriek, aan de noordkant van de straat tegenover de HBS.

Per hondenkar werden in die tijd de spullen gebracht en dan moest je heel goed toekijken, want in de fabrieken dachten ze vaak: als het maar hout is en of de draad nu richting de houtnerf een beetje scheef liep dat hinderde hen niet. Maar ons uiteraard wel, want spaken moeten met geweld in de naaf geslagen worden en het gebeurde dan wel en dan vooral met zogenaamde dwarsdradige spaken, dat ze muurvast zaten en dan sloeg je er doorheen, nou en dan weer uitboren en dus veel extra werk. Bij goede rechtdradige spaken gebeurt dat niet. Ja, ook toen was iedereen al op verdienen uit en hout is nu eenmaal een natuur product en de kwaliteit is per boom verschillend. Uitkijken was bij alle delen nodig, het hart van een boom moest niet in een bloktong zitten, want dan gaat deze barsten, vaak net waar je het niet kunt hebben of ze trekken scheluw (scheef). ’t Was natuurlijk de wagenmaker wel toevertrouwd om het hout uit te zoeken en toch was er nadat alles was gedroogd (soms jaren), nog wel wat afval.

Een tweede manier was: bomen kopen op de werf van een houthandelaar.

Dan ligt de boom daar, is van de buitenkant goed te bekijken. De spintlaag is te zien en eventuele kwasten en meer van dat soort gebreken. De boom wordt dan gezaagd en wanneer je dacht dat er iets mee zou kunnen zijn, ging je bij het zagen even kijken. En wanneer gedacht werd er 5 of 6 cm dikke planken van te zagen en het leek minder mooi dan maakte je er 8 of 10 cm van en was zo’n plank met veel kwasten of zo geschikt voor kleinere stukken als velgen en zo. Zo moest je wel uitkijken om wat te verdienen en in de wagenmakerij kon wat hout betreft nogal wat gebruikt worden. Er gaat aan een wagen heel wat hout, maar kleinere bedrijven zoals wij, maakten ook veel kruiwagens en onderdelen daarvan kwamen uit de overblijvende stukken, waar de grote onderdelen als velgen, onderstellen en schamels voor de wagens uit waren gezaagd. 

Een derde manier was zelf bomen kopen op stam

We hebben dat vaak gedaan. Het kwam vaak voor dat een landbouwer bij ons kwam, een kruiwagen bestelde en dan wel een boom had om te ruilen. Natuurlijk kwam men ook wel zo om een boom aan te bieden en soms gingen we in op de kleine advertenties in de krant. Dan kwam er een akkoord na loven en bieden. Soms moest er dan een houthakker mee wanneer de bomen wat ongunstig stonden, want dat was vaak het geval. Vlak bij een hoek van een huis of aan het water of bij een hek. En dan moest er vakkundig gekapt worden. We hebben het ook vaak zelf gedaan en ook weleens een ongeluk gehad. Een stookhok, net geraakt door een grote tak die de pannen er radicaal afveegde. Wat later hebben we dat zelf weer hersteld. Het was altijd wel een hele klus, maar de overeenkomst was vaak dat de verkoper met zijn 8 tons bok (per boot dus) de vracht naar de zagerij bracht, waar het uitladen gemakkelijk was, omdat daar kranen stonden. Het was een heel gedoe, maar het bracht natuurlijk wat op en we stookten nog een kachel en brandstof was ook duur. En als je hele bomen kocht kwam er een pracht hoeveelheid brandhout van takken en kromme stukken, want alles moest je meenemen.

En zo moest je alle manieren wel gebruiken, want wat jezelf kapte was niet altijd het mooiste en het beste. Stond er iets moois, dan waren de houthandelaren er meestal als de kippen bij en ze hadden veel connecties, zodat ze meestal al wisten wat er te koop was en bij mindere kwaliteit hadden ze geen of weinig belangstelling.

Nou is van minder mooie bomen - wanneer er flink wat takken aanzitten die al op 3 meter hoogte beginnen, of wanneer een boom in twee dikke koppen op 3 meter hoogte uit een goede kwaliteit - de taaiheid meestal veel beter dan de rechte gladde stammen. Maar rechte gladde stammen hebben geen of weinig afval. En zoals gezegd: bij het maken van kruiwagens kan wel flink wat klein spul gebruikt worden. 

De kruiwagenbomen vragen natuurlijk weer mooi hout, maar een boom van 3 meter onder de takken kon prachtig glad zijn. Dat eindje onderstam was aan de voet, net boven de grond, meestal wat dikker en daar pasten de kruiwagenbomen met de bocht die daar in hoort mooi in.

Je kunt met hout geluk hebben en ook kun je het minder mooi treffen. Want wat zit er aan die bomen rondom huizen en het land. Een stel spijkers of zelfs hekduimen, stukken ijzer waaraan vroeger een hek heeft gedraaid en die de “bet oud achter overgroot opa” erin sloeg toen het boompje nog moest beginnen. Mensen, en dan kwam de zaag er op en elke geraakte spijker kostte in de zagerij twee kwartjes, tel uit je winst. En dan had je nog verzaagd hout ook, want de zaag die ijzer raakte was ontzet en maakte geen rechte zaagsnee meer, maar klom naar boven en dan werd de te zagen plank dunner of ging naar beneden en dan werd er een deuk in de volgende plank gezaagd. Het is vaak gebeurd, maar we hebben ons er meestal best mee gered. Je had soms reparaties waar zoiets ineens aan kon worden verwerkt en de kachel heeft een hele grote ‘bek’ en vrat alles!

_JDP0047
De bokkewagen die gerestaureerd werd door Hendrik Boer

_JDP0049




Geen reacties

Reactie toevoegen